Met rustige stappen draafde de lichtbruine wolf door het bos, genietend van de frisse lucht en de koele bries die door zijn vacht heen gleed. Als wolf, in het woud, was Tristan in zijn element. De bomen kwamen langzaam aan verder van elkaar af te staan en al snel klonk het zachte geruis van water in zijn oren terwijl de blauwe schittering hem al tegemoet scheen. Met langzamere stappen liep hij verder en liet bij het meer aangekomen zijn kop zakken en bracht het koele water met zijn rozige tong zin mond in. Het water voelde koel aan in zijn mond en keel en al gauw was Tristan's dorst verdwenen. Hij kwam overeind en groeide vanuit zijn kleine wolven gestalte uit naar een jonge man, met blond haar en groene ogen. Rustig ging hij tegen een boom aan zitten, zich neit bewust van het meisje dat enkele meters boven hem zat.