In tegenstelling tot wat veelal gebruikelijk was voor haar, had Leya haar palomino pony, Lucky, vandaag niet bij zich. Het dier stond in een van de stallen bij de stad. Het was nodig. De afgelopen reis had meer van Lucky gevraagd dan Leya had verwacht en ze was zich gaan realiseren dat de pony inmiddels de jongste niet meer was.
Een dagje rust voor Lucky dus, maar Leya gunde dat zichzelf niet. De merrie had het dan misschien nodig, de jonge halfbloed had nog ruim voldoende energie om de omgeving weer voor een poosje in te trekken. Ze was er dan ook zonder meer op gekleed; een stoffen haarband hield haar donkerbruine haar uit haar gelaat, een leren riem waar een stuk of wat flacons, een mesje en enkele andere nuttige objecten aan hingen hield een donkergroene tuniek bijeen, die ter hoogte van het borstbeen een split had waar leren veters doorheengeregen waren en hierover droeg Leya dan weer een zachtbruine mantel die met een bronzen gesp eveneens ter hoogte van haar borstbeen vast zat. Er zat een kap op die, wanneer ze hem droeg het grootste deel van haar gelaat aan het zicht kon onttrekken, maar momenteel droeg ze hem niet; het was niet nodig.
Op haar rug droeg ze een boog en een houder met een flink aantal pijlen. Ze was niet van plan ze te gebruiken vandaag; in de leren tas die op haar heup hing zat voorlopig ruim voldoende voedsel. Gedroogd en wellicht vrij muf, maar veeleisend was Leya niet.
Ze liep rustig over een buitengewoon smal en enigszins drassig bospaadje. In de verte hoorde ze stromend water. Een waterval wellicht? Altijd de moeite waard; het kon geen kwaad haar veldfles weer even bij de vullen, er was alweer aardig wat uit.
Een paar laaghangende takken blokkeerden het pad en Leya duwde ze voorzichtig aan de kant. Het scheelde dat ze vingerloze handschoenen droeg, eveneens van leer, waardoor scherpe takken in dit soort situaties haar handen niet snel pijn deden. Een klein detail, maar wel aangenaam; als Leya een soort wondjes namelijk irritant vond, waren het die aan de binnenkant van de hand wel. Het zweet deed ze veel langer schrijnen dan nodig was en het werd zo snel vies.
Naarmate ze vorderde kwam het geluid van stromend water dichterbij. Leya's pas versnelde enigszins en haar in stevige laarzen gehulde voeten deden een klein beetje modder opspatten zo nu en dan, waardoor de pijpen van haar broek een beetje vies werden. Ze merkte het echter amper. Wat ze wel opmerkte, was dat ze van het pad af moest om het water te bereiken.
Voorzichtig en het geluid van de waterval volgend baande ze zich een weg door het struikgewas. Al snel kon ze de rivier en de waterval, die haar qua grootte enorm meeviel, al een beetje door de takken zien liggen en ze boog ze opzij.
Met dat ze tussen het kreupelhout vandaan stapte, nam ze vanuit haar ooghoeken een beweging waar en ze keek verrast op toen ze een eindje verderop een jongen de struiken uit zag komen.
"Goeiemiddag," hoorde ze hem groeten en ze glimlachte even.
"'Middag," groette ze terug, niet onvriendelijk. Ze nam hem op. Ze had de indruk dat hij wat jonger was dan zij, maar meer dan enkele jaren scheelden ze vermoedelijk niet. Hij kwam niet over als een directe bedreiging, dus ze was blij niet meteen naar haar boog gegrepen te hebben; mocht ze hem verkeerd hebben beoordeeld kon dat altijd nog, redeneerde ze nuchter. Ze liep met een paar passen naar hem toe en stak haar hand uit.
"Leya Windpace," stelde ze zich neutraal voor. Ze was niet zo iemand die met iedereen per se bevriend moest zijn, maar vriendelijkheid stond hoog in het vaandel bij haar, evenals beleefdheid, of iemand moest het al naar het tegenovergestelde maken.