Leren zolen, onderdeel van donkere laarzen met metalen neuzen en gespen aan de enkels, stapten door een van de vele gangen hoog in het kasteel. De laarzen behoorden toe aan een jonge halfbloed vrouw met donkergroene ogen, het type groen dat een beetje richting bruin neigde en door zijn ondefinieerbaarheid maar mosgroen werd genoemd, omdat drab-kleurig ook weer zo negatief klonk. De jonge, donkerharige vrouw, Leya, was niet alleen. Ze liep hier met een tengere jongen, een volledig shapeshifter, al sprak uit zijn houding dat hij hier niet wilde zijn, als het even kon.
Leya hoorde hem ademen, snel en jachtig. Ze besteedde er geen aandacht aan; ze kon het niet minder eng voor hem maken en hij had zelf meegewild.
Bij een stoffige, houten deur hield ze stil.
"Moet je daar echt naar binnen?"
"Ja, Elethor, je kent me," zei Leya luchtig en ze keek even op van de deur waar ze zojuist met haar in vingerloze handschoenen gehulde vingers overheen had gestreken. Ze glimlachte naar de roodharige jongen. Hij had niets te doen gehad en was ronduit verveeld geweest. En hij had gedacht dat op ontdekkingstocht met de jonge halfbloed gaan leuk zou zijn. Wist hij veel dat Leya alles wilde onderzoeken.
Ze rechtte haar rug even.
"Luister El, je bent echt een aardige knul, maar ik denk niet dat het wat voor jou is om hier rond te blijven hangen," zei ze, niet onvriendelijk en ze zuchtte licht toen ze de jongen zag aarzelen.
"Ik wil je echt niet wegjagen, maar volgens mij heb je het hier nou niet bepaald naar je zin, of wel?"
Hij haalde zijn schouders op. "Nee, ok, daar heb je gelijk in," mompelde hij ten slotte. "Maar eh.. hoe kom ik hier weer weg..?"
Leya grinnikte droog. Haar vingers voelden aan de deurknop. Niet op slot, hij klemde echter waarschijnlijk wel. Op de deur stonden wat vingerafdrukken van waar ze het door en door stoffige hout aan had geraakt.
"Gewoon de gang uit, de trap af en dan de hal in. De deur staat volgens mij nog wel open."
Het duurde even, maar uiteindelijk schuifelde Elethor aarzelend van haar weg, de gang door. Ergens vond Leya dat niet erg. Ze had zeker niet gelogen toen ze hem een aardige knul had genoemd maar hij was voor haar ook niets meer, een goede kennis, en met zijn continue nervositeit schoot het niet op, en dat terwijl dit kasteel voor haar het einde was. Goed, de martelwerktuigen waren zonder meer een tikkeltje verontrustend, zeker als je bedacht dat ze wellicht stuk voor stuk geregeld gebruikt waren, maar verder was het hier vooral fascinerend. En er was ook al het een en ander te vinden geweest. Leya was zeker niet pro-diefstal, maar in dergelijke oude locaties was ze niet echt een moraalridder; er leefde hier toch niemand meer.
Met een klein zetje duwde ze dan uiteindelijk de deur open. De scharnieren piepten en schuurden, maar dat soort geluiden deden de jonge halfbloed al lang niets meer; ze had al zoveel ruïnes, grotten en verlaten gebouwen bezocht dat natuurlijke geluiden gewoon waren voor haar. Geluiden waren in haar optiek dan ook eigenlijk alleen eng als je ze niet kende en dus niet wist wat je kon verwachten, of wanneer ze gelijk stonden aan iets bedreigends of gevaarlijks. En de scharnieren van een in jaren niet onderhouden deur vielen in geen van beide categorieën.
Ze stapte de kamer in. De vloer was nog stoffiger dan op de gang en dat in combinatie met het half vergane tapijt dat er lag zorgde ervoor dat haar voetstappen gedempt waren. Even bekroop dat niet geheel aangename gedachte haar dat als iemand na haar binnen zou komen ze hem misschien wel niet zou horen als hij sloop, maar die drukte ze weg; ze was geen fan van paranoia.
De kamer was donker, het enige licht kwam van de gang, maar toch zag Leya in een oogopslag dat het er vrij ruim was. En tot haar aangename verrassing was het geen martelkamer of kerker. Integendeel, te oordelen aan de metalen gereien die er nog lagen kon het nog best wel eens een keuken zijn geweest. Aan de overkant stond een tafel en Leya liep erheen, er zorgvuldig voor zorgend dat ze geen dingen omver of weg zou schoppen; zeker als het zo stil was, was het lawaai van ratelend metaal geen feest voor je oren.
Bij de tafel aangekomen streek ze er met haar hand overheen, die ze vervolgens aan haar donkerbruine reiskleren afveegde, wat op de tafel een mooi grafeerwerk tevoorschijn deed komen. Leya boog zich even voorover. Het was puur decoratief, zo te zien; florale motiefjes.
Nog even struinde ze de kamer rond, nieuwsgierig, alles in zich opnemend. Toen ontdekte ze een deur in de muur waar, aan de vloer te zien, lange tijd iets voor had gestaan; de vloerbedekking had die typische afdrukken van een kast die er zo lang gestaan had dat de stof zo was blijven staan.
Het triggerde iets bij Leya. Hoe nuchter ze ook was, de gedachte aan een mogelijk geheime gang maakte toch weer iets van dat kleine nieuwsgierige meisje wakker dat dolgraag dingen wilde ontrafelen.
Ze voelde aan de deur. Op slot. Ze beet op haar lip en voelde in haar zakken. Toen dit niets opleverde, keek ze de kamer rond. Uiteindelijk vond ze een metalen spies die dan maar als loper moest dienen. Ze liep terug naar de deur en begon aan het slot te morrelen. Veel ervaring had ze hier niet mee, maar toch genoeg om eenvoudige sloten te openen, en eenvoudig was deze, tot haar geluk.
Ook deze deur had een zetje nodig en de scharnieren krasten en schuurden alsof er zand tussen zat, maar open was hij. Leya haalde uit de tas aan haar zij een klein lantaarntje dat op olie werkte en stak het aan.
Er liep een trap naar beneden, zag ze in het dansende schijnsel van de lantaarn en ze prees zichzelf gelukkig dat ze wijs genoeg was om niet zomaar zo'n deuropening door te gaan.
Voorzichtig zette ze een voet op de eerste tree. Deze kraakte nogal, maar hield haar zonder dat ze het gevoel kreeg dat hij het ieder moment kon begeven.
Tree voor tree daalde ze af. De trap was lang, een heel stuk lange dan ze gedacht had en haar gevoel zei haar dat dit vermoedelijk niet de weg naar een voorraadkamer was.
Eindelijk was ze dan toch beneden en ze keek om zich heen. Ze stond in een kleine, kale hal met twee deuren. Ze deed een stap vooruit en keek van de een naar de andere, twijfelend. Ze opende de eerste en hield de lantaarn voor zich. Het was een klein studeerkamertje, zo leek het en ze ging naar binnen. Er stond een grote kast en een klein bureautje met een met spinnewebben overdekte stoel. Leya opende eerst de kast.. Er hingen twee oude gewaden aan de ene kant, en aan de andere kant stond, tegen het hout geleund, een roestig zwaard. Leya pakte het beet. Het was relatief zwaar en tweehandig, al was het aan de kleine kant voor een tweehandig zwaard. Ze liep ermee naar het bureau en legde het neer. Dit was nog eens een fascinerende vondst.
Open ^_^